Uit het Europees Sociaal Fonds komt 30 miljoen euro extra beschikbaar voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid. Minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft dat maandag bekendgemaakt tijdens een werkbezoek aan Philips in Best. Het geld komt bovenop de 50 miljoen euro die het kabinet eerder beschikbaar heeft gesteld voor de bestrijding van de jeugdwerkloosheid.
Betrokken blijven bij de arbeidsmarkt
Minister Asscher wil met het geld werkloze jongeren op een slimme manier aan de slag helpen en betrokken houden bij de arbeidsmarkt. Door te zorgen dat ze op school zitten, een stage of een baan hebben. Om ervoor te zorgen dat jongeren optimaal zijn voorbereid, zodat ze een vliegende start maken zodra de economie weer aantrekt. En om te voorkomen dat er een verloren generatie ontstaat.
5 convenanten voor Brabant
In Eindhoven tekende Minister Asscher vijf convenanten met alle Brabantse regio’s voor het realiseren van in totaal 4.500 banen, leerbanen of stages voor jongeren. Daarvan worden er 1.200 gefinancierd met de extra middelen die het Rijk beschikbaar heeft voor het aanpakken van de jeugdwerkloosheid, hiervoor is 3,3 miljoen euro beschikbaar. De regio’s moeten zelf minimaal hetzelfde bedrag inzetten om jongeren aan de slag te helpen. Dat betekent dat er in Brabant in totaal ten minste 6,5 à 7 miljoen euro beschikbaar is voor werkzoekende jongeren.
35 arbeidsmarktregio’s aan de slag
Alle 35 arbeidsmarktregio’s hebben voor 1 juli een plan van aanpak ingediend om – samen met het onderwijs en werkgevers – meer jongeren aan werk, leerbanen en stages te helpen. Minister Asscher heeft hun plannen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken goedgekeurd en ondertekend, in het bijzijn van de ambassadeur aanpak Jeugdwerkloosheid Mirjam Sterk.
Extra impuls?
Hopelijk zal dit bedrag een extra impuls zijn voor het creëren van meer werkgelegenheid. Hoognodig, zeker nu het Centraal Planbureau (CPB) de sombere voorspellingen voor de Nederlandse economie in 2014 bekend maakte: de totale werkloosheid zal stijgen naar 7,5% volgens de definitie van het CPB (9,25% volgens de CBS-definitie).
Bron: Rijksoverheid.nl, Centraal Planbureau
