Het aandeel werkenden met een flexibele arbeidsrelatie in Nederland is gegroeid van 15 procent in 2004 naar 22 procent in 2014. Het percentage zzp’ers nam in diezelfde periode toe van 8 naar 12 procent. Dit staat in de publicatie ‘Dynamiek op de Nederlandse Arbeidsmarkt: De focus op flexibilisering’ van het CBS en TNO.
Het percentage medewerkers met een tijdelijk contract steeg in Nederland de laatste tien jaar sneller dan in de meeste andere Europese landen. Nederland is nu achter Spanje en Portugal het land met relatief de meeste flexibele krachten in de EU-15.
In Nederland zijn er aanzienlijke regionale verschillen in flexibele arbeid. Deze hangen samen met de mate van verstedelijking. Het aantal flexwerkers is het grootst in de grote steden. Ruim een op de drie medewerkers met een flexcontract heeft na drie jaar een vast contract. Voor medewerkers in Utrecht, Noord-Brabant en Gelderland is de kans op vast werk groter dan voor medewerkers in de rest van het land.
Verder steeg het aandeel medewerkers met twee of meer banen, in loondienst en/of als zelfstandige, van 6 procent in 2004 naar 8 procent in 2014. medewerkers die meerdere banen combineren vanuit een behoefte aan persoonlijke ontwikkeling of afwisseling vallen in positieve zin op. Volgens het CBS en TNO zijn ze namelijk tevredener, bevlogener en beter inzetbaar dan medewerkers met één baan. Het tegengestelde geldt voor medewerkers met meerdere banen uit puur financiële noodzaak. Zij hebben vaker burn-outverschijnselen, zijn minder tevreden, minder bevlogen en zijn minder goed inzetbaar dan werkenden met één baan.
Bedrijven met veel flexwerkers zijn niet innovatiever dan bedrijven met veel vaste krachten. Wel zijn werkgevers die flexwerkers ontwikkelmogelijkheden en uitdaging bieden en die zorgen voor opname van flexwerkers in de bedrijfscultuur innovatiever dan werkgevers die dat niet doen.
Bron: CBS