Het ministerie van Onderwijs gaat het gemakkelijker maken voor mbo-scholen om samen met bedrijven innovaties op te nemen in hun onderwijsprogramma’s. Minister Bussemaker maakt het Regionaal investeringsfonds mbo daarom aantrekkelijker. Ook kunnen scholen en bedrijven voortaan een lectoraat of Associate-degreeprogramma in hun projecten opnemen.
Bussemaker richtte begin 2014 het Regionaal investeringsfonds mbo op als stimulans voor het mbo om samen met regionale partijen te investeren in innovatiever onderwijs. De populariteit van het fonds nam de afgelopen jaren steeds toe. In 2014 investeerden bedrijven, zorginstellingen, gemeenten, provincies en hogescholen nog voor ruim 40 miljoen euro in vernieuwende onderwijsinitiatieven. Het afgelopen jaar steeg de gezamenlijke investering naar ruim 70 miljoen euro. Daarbij investeerden de betrokken partijen voor bijna 14 miljoen euro in machines, materialen en apparatuur.
Diverse projecten zijn met ondersteuning van het Regionaal investeringsfonds mbo van de grond gekomen. Zo ontwikkelden mbo-instelling Scalda samen met Zeeuwse bedrijven een nieuw Food Lab. Bedrijfsleven en scholen in het noorden van Nederland investeerden in een nieuwe Waddencampus en ROC Tilburg zette met verschillende logistieke bedrijven een Logistieke Academie op. In Arnhem startte een Creative Lab, een nieuw ‘mode-laboratorium’ waar mbo-ers van het Rijn IJssel College, samen met hbo’ers en modeontwerpers modecollecties voor hun rekening nemen. Deze en nog meer projecten zijn terug te vinden op deze webpagina van het ministerie van Onderwijs.
Als extra impuls aan de gezamenlijke innovatiekracht van onderwijsinstellingen en bedrijfsleven stelt Bussemaker het Regionaal investeringsfonds mbo nu twee keer per jaar open voor aanvragen in plaats van één keer. Partijen kunnen daardoor meer gezamenlijke initiatieven ontwikkelen voor beroepsonderwijs dat beter aansluit op regionale ontwikkelingen. Voor de eerste aanvraagperiode stelt het Rijk 24 miljoen euro beschikbaar. Met aanvullingen van regionale overheden en bedrijven moet dat leiden tot een investering van 72 miljoen euro.
Verder maakt Bussemaker het mogelijk voor scholen en bedrijven om een lectoraat of een Associate-degreeprogramma in de projecten op te nemen. Met lectoraten vormen docenten en mensen uit de beroepspraktijk een ‘kenniskring’. Dit leidt volgens het ministerie van Onderwijs tot een brug tussen praktijkonderwijs en bedrijven, maar ook tussen de praktijk en onderzoek. De Associate degree is relatief nieuw in het hoger beroepsonderwijs en populair onder studenten. Deze tweejarige studie werd in 2013 ingevoerd en speelt in op een specifieke vraag van het bedrijfsleven naar medewerkers van dit niveau. De Associate degree zit tussen mbo-4- en hbo-bachelor-niveau in.
In totaal stelt Bussemaker tot 2017 met het Regionaal investeringsfonds mbo 100 miljoen euro beschikbaar voor innovatieve samenwerking in het beroepsonderwijs. Voorwaarde is dat regionale overheden en het bedrijfsleven de subsidie aanvullen met twee derde cofinanciering. Dat moet in totaal zorgen voor een bedrag van 300 miljoen euro.
Cijfers van de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) laten zien dat het aantal vacatures voor mbo’ers van maart 2015 tot en met augustus 2015 met 6 procent toenam vergeleken met dezelfde periode vorig jaar. Ook lopen mbo-studenten vaker stage. Minister Bussemaker is blij met het stijgende aantal vacatures voor mbo’ers. “Het is belangrijk dat we de kansen van mbo-studenten verder vergroten door hen zo goed mogelijk voor te bereiden op hun toekomstige werkplek. De arbeidsmarkt is continu in beweging en daar moeten beroepsopleidingen goed op in kunnen spelen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan technologische ontwikkelingen als robotisering of de opkomst van 3D-printing. Dat begint met nauwe samenwerking tussen scholen en innovatieve bedrijven die samen willen investeren in goed opgeleide vakmensen van de toekomst.”
De minister maakt begin mei 2016 bekend welke projecten een bijdrage uit het investeringsfonds krijgen. Een onafhankelijke beoordelingscommissie met experts uit (beroeps)onderwijs en bedrijfsleven beoordeelt de aanvragen.
Bron: Rijksoverheid.nl