Minister Asscher van SZW heeft bestuurlijke afspraken gemaakt met de VNG over een aanbod voor alle peuters als het gaat om voorschoolse opvang. Rijk en gemeenten geven hiermee aan dat ze het belangrijk vinden dat alle peuters van 2,5 tot 4 jaar naar de kinderopvang of peuterspeelzaal kunnen gaan. Deze afspraken zijn tot stand gekomen in de overtuiging dat goede kinderopvang bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen en een goede start biedt voor de basisschool.
Gemeenten en Rijk spannen zich in om de peuters die nu niet naar een voorschoolse voorziening gaan en waarvan de ouders geen recht hebben op een kinderopvangtoeslag, twee dagdelen opvang aan te bieden.
Het Rijk financiert via de kinderopvangtoeslag de opvang van kinderen van werkende ouders, die recht hebben op deze kinderopvangtoeslag, in alle voorschoolse voorzieningen. De taak van de gemeenten is nu dat zij een aanbod doen aan peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag. Gemeenten krijgen hiervoor totaal €60 miljoen van de Rijksoverheid.
Naar schatting zit 15% van de peuters nu niet op een voorschoolse opvang. Dat zijn ongeveer 40.000 peuters in Nederland. Dit zijn vooral kinderen waarvan één of beide ouders niet werken, maar het kan ook zijn dat ouders geen plek kunnen krijgen. Door de gemaakte afspraken zijn er straks voldoende plekken voor alle peuters in de leeftijdscategorie van 2,5 tot 4 jaar.
In juli 2016 ontvangen de gemeenten de eerste € 10 miljoen. De komende vijf jaar komt daar steeds €10 miljoen per jaar bij.
Behalve de financiering van voldoende plekken in de voorschoolse opvang is er ook een gezamenlijke gedachte van Rijk en gemeenten over de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. Met deze geplande harmonisatie gaan dezelfde eisen gelden voor beide voorschoolse voorzieningen. Het Rijk financiert via de kinderopvangtoeslag de opvang van kinderen van werkende ouders. Het aanbod voor peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag blijft bij de gemeenten. Het wetsvoorstel hiervoor zal rond de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
Minister Asscher onderbouwt zijn wetsvoorstel als volgt: “Elke peuter verdient een plek om opgevangen te worden, dus ook peuters waarbij een of beide ouders niet werken. Goede kinderopvang geeft kinderen een goede start in de maatschappij. Ieder kind heeft daar recht op”.
Jantine Kriens (voorzitter van de VNG-directieraad) reageert als volgt op het wetsvoorstel: “Iedere peuter heeft het recht zich te ontwikkelen. Rijk en gemeenten zijn eensgezind over het belang daarvoor, ook voor kinderen waarvan een of beide ouders niet werken. Binnen de voorschoolse voorzieningen worden kinderen doelbewust, maar spelenderwijs gestimuleerd in hun ontwikkeling. Wij zijn blij dat het kabinet gemeenten wil steunen om in de komende zes jaar de voorschoolse voorziening voor deze peuters op te bouwen”.
Bron: VNG; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid