Artikel
21 apr '10
21 april '10
3 min

Anton aus Tirol

Flexibiliteit, dat is het toverwoord van 2010. In iedere personeelsadvertentie wordt gevraagd om die ‘flexibele teamspeler’, op bijna iedere website van organisaties staat vermeld dat er sprake is van een ‘flexibele en informele bedrijfscultuur’. Flexibel personeel, flexibele arbeidsvoorwaarden, werktijden en werkplekken: hoe flexibel je ook bent, je ontkomt niet aan flexibiliteit in HRM-land. Maar waarom is flexibiliteit ineens zo’n hype? Vanwaar die ontembare dorst ernaar? Waar kun je beter een antwoord krijgen op vragen rondom ‘flexibiliteit’ en ‘dorst’ dan in Oostenrijk, dacht ik bij mezelf?

Vaak ligt de oorsprong van de aantrekkingskracht van een begrip in de afkeer die men heeft van het tegenoverstelde. ‘Avontuurlijk’ klinkt lekker, omdat ‘saai’ verschrikkelijk klinkt. Iedereen ziet zichzelf liever als die dynamische brok energie die alles voor elkaar krijgt, in plaats van diegene die ’s avonds uitgezakt om 9 uur in een joggingbroek op de bank hangt voor de televisie. Loop echter op een gemiddelde dinsdagavond door een gemiddelde straat en je ontkomt niet aan de indruk dat er meer mensen voor de buis hangen dan aan het joggen zijn. Inclusief ondergetekende overigens. ‘Saai zijn’ is blijkbaar zo slecht nog niet en het kost minder moeite. Is het misschien daarom dat ieder jaar massa’s Nederlanders hun dagelijkse portie zittende arbeid verruilen voor een weekje lichamelijke inspanning op de lange lat(ten)? Van het ene uiterste naar het andere uiterste in een week tijd. Zo zit je lekker met je bammetjes aan de lunchtafel met collega’s, zo stort je jezelf zwoegend en als een houten klaas in een felgekleurde jas van een berg af, hopend dat je de berghut levend zult bereiken. In mijn geval zijn zelfs mijn stugge ski’s vele malen flexibeler dan mijn ledematen, wat een garantie is voor hilarische, soms levensbedreigende, taferelen op de piste. En voordat u medelijden met me krijgt: ik kan ik u verzekeren dat ik niet alleen ben in mijn verre van flexibele strijd tegen de zwaartekracht. ‘Gedeelde smart is halve smart’, zo zei ooit een wijs man, naar verluidt tegen zijn medepassagiers/patiënten in een goedgevulde gipsvlucht.

Ik denk dat diezelfde vlieger wellicht opgaat voor het succes van ‘flexibiliteit’. Dat ‘flexibiliteit’ een rekbaar begrip is, bewijzen de Oostenrijkers zelf. Want hoe flexibel ben je in je overtuigingen als je land enerzijds op de eerste plaats staat in de wereld voor wat betreft inkomsten van toerisme per hoofd van de bevolking en anderzijds een bijna extreem-rechtse koers vaart? Blijkbaar zijn buitenlanders die zich, flink drinkend, met ware doodsverachting een week lang van een berg af storten wel welkom, maar alle anderen niet. Mijn gevoel is dat de gemiddelde mens en organisatie van nature eerder te typeren is als ‘star’ en ‘weinig veranderingsgezind’ dan ‘flexibel’ en ‘veranderingsbereid’. Het blijft dan ook koddig om te ervaren dat de meeste mensen en organisaties zichzelf zien als flexibel, terwijl iedereen vrijwel dagelijks geconfronteerd wordt met exact het tegenovergestelde. Waar zijn de flexibele mensen als je ze nodig hebt? Probeer maar eens een parkeerwachter te overtuigen dat flexibiliteit een goede karaktereigenschap is. Daar zou ik af en toe best mee geholpen zijn geweest, maar aan de andere kant zou al snel iedere stad volstaan met auto’s. Flexibiliteit is goed, zolang het niet leidt tot overmatige onduidelijkheid, willekeur en onzekerheid. Want juist in tijden van onzekerheid wordt de roep om een heldere, daadkrachtige, ja zelfs starre, lijn luider. ‘Flexibiliteit met mate’ is het beste recept om te voorkomen dat ‘star’ het toverwoord van 2011 wordt. Wie weet, wellicht scheelt dit inzicht u en mijzelf een gebroken been!

Drs. Jeroen Driessen
Directeur
jeroen.driessen@driessen.nl

Bron: Driessen PERSoonlijk

Jeroen Driessen
Chief Executive Officer (CEO) Driessen Groep