In mijn dagelijkse werk bij Mensium – Persoonlijke ontwikkeling & Mobiliteit word ik regelmatig door uiteenlopende organisaties om advies gevraagd wanneer het even niet zo goed loopt tussen collega’s. In deze organisaties wordt er door collega’s naar hartenlust ‘geschoten’ op elkaar, waardoor er een vervelende sfeer ontstaat. Hierbij wordt actief, maar veelal onbewust, gebruik gemaakt van patronen. En dan heb ik het niet over patronen in een geweer, gelukkig, maar wel over patronen in communicatie.

Het heeft alles te maken met ‘actie-reactie’: veel gedragingen zijn voorspelbaar en voordat je het weet ben je onderdeel geworden van een patroon. Een veelvoorkomend patroon is ‘de dramadriehoek’.

De dramadriehoek

Stephan Karpman, professional op het gebied van transactionele analyse, beschrijft de dramadriehoek als een simpel evenals krachtig model om ‘het spel van de communicatie’ te analyseren. Binnen deze driehoek, het spel, nemen mensen altijd één van drie rollen aan. Zo zijn de ‘aanklager’, de ‘redder’ of het ‘slachtoffer’.

Volgens een collega van Karpman, Claude Steiner, is dit patroon voor velen zo herkenbaar omdat vrijwel iedereen er al op jonge leeftijd mee te maken krijgt. Ouders (en andere opvoeders) vinden zich vaak in de rol van ‘redder’ en ‘aanklager’, waardoor kinderen (te) gemakkelijk in de rol van ‘slachtoffer’ gedrukt worden. Vaak gebeurt dit op het moment dat ouders zich begeven op terreinen waar kinderen autonome vermogens hebben. “Dat kun jij niet” is bijvoorbeeld zo’n ‘aanklacht’. Als ouders het kind helpen wakker te worden, het kind wassen, de tanden poetsen en aankleden, is dit een ‘redding’. Opvoeding verwordt op deze manier tot een training in machteloosheid, omdat het kind de kans niet krijgt om deze, in de basis, autonome vermogens te ontdekken en te ontwikkelen. Er wordt zo “geknabbeld” aan de zich ontwikkelende autonomie van het kind.

Veel ‘slachtoffergedrag’ vindt daarom ook op de een of andere manier oorsprong in de opvoeding en in het onderwijs. ‘Slachtoffers’ gaan geloven dat ze dingen zelf écht niet kunnen. Zo krijgen ze mogelijkerwijs moeite met het aangaan van effectieve relaties, kunnen ‘slachtoffers’ moeilijker probleemoplossend denken en kunnen ze maak niet genieten van het werk dat ze dagelijks doen.

Ja, maar…

Om patronen in communicatie tussen mensen te ontdekken wordt vaak het spel ‘Waarom doe jij dat niet…? Ja, maar…’ gespeeld. Als dit spel door twee personen gespeeld wordt, begint de ene speler als het ‘slachtoffer’ en zoekt deze een ‘redder’. Dit kan een tijd lang complementaire transacties opleveren, waarbij de ‘redder’ allerlei voorstellen doet die het ‘slachtoffer’ geroutineerd afwijst. Op een gegeven moment krijgt één van de twee er genoeg van en dat is het moment van de switch: de rollen veranderen. De ‘redder’ switcht naar ‘aanklager’: “Jij wil helemaal niet geholpen worden”. Of het ‘slachtoffer’ gaat de ‘redder’ verwijten maken: “Aan jou heb ik ook niets”. In het eerste geval blijft het ‘slachtoffer’ nog steeds ‘slachtoffer’ en verandert hooguit de gevoelsstroom van zielig en onderdanig naar gekleineerd en beschaamd. In het tweede geval wordt de oorspronkelijke ‘redder’ na de switch het ‘slachtoffer’. Hoe dan ook, in de switch komt ‘de aap uit de mouw’. Het verborgen niveau van eerdere transacties wordt duidelijk.

Dat levert aanvankelijk voor beide spelers verwarring op, maar na korte tijd nemen de spelers hun positie weer in. Het ‘slachtoffer’ gaat hierin op zoek naar een nieuwe ‘redder’ (of start een tweede ronde bij dezelfde persoon) en de ‘redder’ herpakt zich en gaat met frisse moed op zoek naar nieuwe ‘slachtoffers’ (of gaat opnieuw in op de speluitnodiging van hetzelfde ‘slachtoffer’). Hierdoor zien we dat een patroon maar al te vaak in stand blijft en er feitelijk geen verandering optreedt.

Omdat bepaalde patronen echt doorbroken dienen te worden voor een goede verstandhouding tussen collega’s, ga ik in mijn volgende column nader in op het doorbreken van deze dramadriehoek en de ontstane patronen.

Bron: Tijdschrift Conflicthantering (nummer 4, 2013)