Er zijn vaak redenen om collega’s aan te spreken op hun gedrag. Bijvoorbeeld omdat ze hun afspraken niet nakomen, tijdens vergaderingen gaan appen of collega’s zwart maken. Toch gebeurt dit te weinig, blijkt uit onderzoek onder Nederlandse managers. Hoe komt dat en hoe kan het beter?
Gytha Heins onderzocht het aanspreekgedrag in Nederlandse organisaties. Ze ondervroeg 500 managers online. Daarnaast sprak ze 31 leidinggevenden en commissarissen op verschillende niveaus in organisaties. Daar zaten ook bekende namen tussen zoals Alexandra van Huffelen (directeur GVB), Jaap van Manen (verantwoordelijk voor de nieuwe Corporate Governance Code) en Wessel Ganzevoort (oud-topman KPMG). De uitkomsten van de gesprekken nam ze geanonimiseerd in het onderzoek op.
Van de Nederlandse managers vindt 40 procent dat ze collega’s, medewerkers of de leidinggevende eigenlijk vaker moeten aanspreken op hun gedrag. 60 procent meent dat collega’s dat vaker zouden moeten doen. 80 procent van de managers stelt lastige gesprekken uit. Als ze het wel doen, dan lukt het maar 20 procent om een blijvende gedragsverandering te bereiken.
Voor alle geïnterviewden is ‘aanspreken’ ongelofelijk belangrijk. Een reden die ze noemden, is dat iedereen zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ook is het aanspreken nodig om te leren en om de sfeer in de groep te bewaken.
Praktisch alle mensen die Heins interviewde (97 procent), gaven echter aan dat medewerkers in hun organisatie elkaar te weinig aanspreken. Volgens een topmanager bracht het elkaar niet aanspreken en de daarmee ontstane illusie van ‘onaantastbaarheid’ aan de top zijn bedrijf aan de rand van de afgrond.
Het moeilijke aanspreken komt bijvoorbeeld doordat managers de werkrelatie goed willen houden, bang zijn de ander te kwetsen of een slechte score vrezen bij het volgende medewerkerstevredenheidsonderzoek. Daarbij zit het gewoon niet in de aard van mensen om anderen ‘slecht nieuws’ te brengen.
Daarnaast heeft ‘aanspreken’ een imagoprobleem. De meerderheid van de mensen die Heins sprak, kent aan ‘aanspreken’ een negatieve lading toe. Ze beleven het als opgestoken vingertje en belerend. Ongeveer 40 procent van de geïnterviewden wil niet betuttelend overkomen.
Alle deelnemers gaven aan dat ze misschien onvoldoende, maar wel meer aanspreken dan hun collega’s. Een reden om collega’s aan te spreken op hun gedrag is een voorbeeldfunctie. ‘Als ik het niet doe, doet niemand het.’ Verder noemden de respondenten de ontwikkeling van de ander als belangrijke reden om mensen aan te spreken.
Die redenen zijn heel nobel, maar aanspreken doen de geïnterviewden ook in het eigen belang. De helft gaf aan dat ze iemand aanspreken als ze zelf last hebben van diens gedrag, omdat ze willen dat iets naar hun wens gebeurt of om indruk te maken als een sterke leider.
Hoe moet je collega’s dan aanspreken volgens de geïnterviewden? Allereerst respectvol. Zo’n 70 procent van de ondervraagden spreekt medewerkers nooit ‘publiek’ aan. 30 procent gaf aan dat af en toe wel te doen om aan de groep te tonen welk gedrag wel of niet gewenst is. Verder zei ongeveer 80 procent collega’s zo snel mogelijk aan te spreken. 20 procent doet dat juist expliciet niet. Daarnaast stelde 40 procent van de deelnemers dat complimenten net zo belangrijk zijn. De helft van de respondenten bereidt aanspreken zeer goed voor. De andere helft doet dat nooit. Tot slot merkte 60 procent op dat het van belang is dat het gesprek een vervolg krijgt.
Kern van de onderzoeksuitkomsten is dat medewerkers aanspreken op hun gedrag lastig is en blijft, ongeacht iemands rol of positie in een organisatie. Er is sprake van emoties en het is maar afwachten welke kant een gesprek op gaat.
Hoe spreek je collega’s effectiever aan?
Bron: Management Team