Inmiddels bevinden we ons al geruime tijd in de implementatiefase van de wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (wet DBA). Na enige keren uitgesteld te zijn, zou deze duren tot 1 januari 2018. Onlangs is de startdatum van de handhaving wederom verschoven, nu naar 1 juli 2018. Nog steeds gelden dezelfde spelregels en hebben we een inspanningsverplichting ten aanzien van deze wetgeving.
Toch is er inmiddels wat meer te vertellen over de handhaving van de wet DBA. In het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) heeft Staatssecretaris Wiebes op verzoek inzicht gegeven in de wijze waarop de Belastingdienst gaat handhaven alsmede hoe de implementatieperiode van de wet DBA zich verhoudt tot de Wet inkomstenbelasting 2001.
Uit twee gepubliceerde interne documenten blijkt, zoals al eerder werd aangegeven, dat de Belastingdienst een coachende rol heeft in de implementatiefase. Het toezicht is beperkt tot het bieden van een helpende hand en het geven van voorlichtingen. Er wordt in de implementatieperiode niet (repressief) gehandhaafd. Dit geldt echter niet ten aanzien van opdrachtgevers die evident kwaadwillend zijn.
De Belastingdienst legde de term kwaadwillend aanvankelijk als volgt uit:
Uit de openbaar gemaakte interne memo blijkt dat om als kwaadwillend aangemerkt te worden er sprake moet zijn van één van de volgende vier situaties:
Gedurende de implementatiefase van de wet DBA geldt er een inspanningsverplichting. Dat houdt in dat uw organisatie moet kunnen aantonen dat er in deze periode inspanning is geleverd om volgens de wet DBA te werken. De inspanning moet erop zien dat in deze periode al volgens de wet DBA gewerkt wordt.
Dat houdt in dat zowel uw huidige ZZP inhuur als uw toekomstige ZZP inhuur onder de loep genomen moet worden. Ten aanzien van lopende opdrachten dient beoordeeld te worden of deze ‘DBA-proof’ zijn. Voor sommige (langlopende) opdrachten kan dit betekenen dat ze niet meer voortgezet kunnen worden, omdat de Belastingdienst zou stellen dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking en u dat logischerwijs zou moeten weten of behoort te weten. Dat betekent dus jammer genoeg afscheid nemen van die ‘vertrouwde ZZP’er’ die al jarenlang werkzaamheden voor uw organisatie uitvoert en inmiddels wordt beschouwd als collega. Doet u dat niet, dan loopt u in dergelijke gevallen de kans dat de belastingdienst overgaat tot handhaving.
Het risico schuilt niet alleen in de handhaving ten aanzien van ‘kwaadwillenden’. In het geval uw organisatie ‘goedwillend’ is en een bepaalde situatie aangemerkt wordt als dienstverband, maar er geen naheffing volgt, zal de ZZP’er hiervan nadelige fiscale gevolgen ondervinden. De desbetreffende persoon wordt in dat geval ten aanzien van de werkzaamheden (doordat de wetgeving nog niet gehandhaafd wordt) niet aangemerkt als werknemer, maar ook niet als ondernemer. De omzet zal in een dergelijk geval niet meer worden gezien als ‘winst uit onderneming’, maar als ‘resultaat overige werkzaamheden’. Dit kan betekenen dat er geen gebruik gemaakt kan worden van de zelfstandigenaftrek en de MBK winstvrijstelling niet van toepassing is. Kort gezegd, het is dus mogelijk dat de ZZP’er in dat geval geen gebruik meer kan maken van de fiscale voordelen als ondernemer, maar ook achter het net vist wat betreft de werknemersverzekeringen.