Interview
28 nov '17
28 november '17
5 min

Salaris- en arbeidsvoorwaarden in het onderwijs nog van deze tijd?

De lonen van leraren in het primair onderwijs houden de gemoederen bezig. De Algemene Vereniging van Schoolleiders (AVS) zit midden in deze discussie. We spreken met Petra van Haren. Met haar brede onderwijsachtergrond is zij ruim drie jaar actief als voorzitter van de AVS. Onderwijs is volgens Petra letterlijk het fundament van onze samenleving. En draait het om arbeidsvoorwaarden en beloning, dan durft ze een duidelijk standpunt in te nemen.

Welke rol heeft de AVS?

Petra: “De AVS is een vakorganisatie en een beroepsorganisatie. Binnen de vakorganisatie doen we individuele en collectieve juridische belangenbehartiging. Bij collectief kun je denken aan cao’s. In de beroepsorganisatie doen we alles wat wij ten dienste kunnen stellen aan de persoonlijke ontwikkeling van leidinggevenden in het funderend onderwijs en dat in de breedste zin des woords. Voor ieder kind kwalitatief goed onderwijs, daar doen we het voor.“ 

Hoe ziet die rol er uit ten aanzien van salaris en arbeidsvoorwaarden?

Petra: “Er is een sectortafel – een cao-onderhandelingstafel – waar werkgevers en werknemers aan zitten. Voor de sector primair onderwijs zijn dat de PO-raad en de bonden. Daarin heeft de AVS als bond een wat unieke positie, omdat de AVS specifiek vanuit leidinggevenden deze onderhandelingen vervult. Een expliciete rol en ook een specifiek belang in de onderhandelingen voor salaris en arbeidsvoorwaarden. Leidinggevenden in het onderwijs hebben echt een ander beroep dan een leerkracht. Ze horen elkaar uiteraard te versterken, maar in termen van arbeidsvoorwaarden en salaris is dat een hele specifieke groep die ook andere faciliteiten nodig heeft.”

Hoe hebben de lonen zich door de jaren heen ontwikkeld?

“Zo’n vijf jaar achter elkaar hebben de lonen op de nullijn gezeten. Er werd een loonakkoord gesloten. We gaan nu de volgende ronde in en zien in het PO dat een en ander ten opzichte van de marktsector en ook het VO behoorlijk uit de pas loopt. Onderwijs heeft zo’n belangrijke maatschappelijke functie, wat legitimeert nu dat in alle gelijkwaardige functies in de marktsector er zoveel meer salaris aan gekoppeld is?* Als je deze beroepsgroep serieus neemt, is er geen reden dat de salarisniveaus zo ver uit elkaar liggen.”

Wat was de aanleiding voor de discussie rondom de salarissen van leraren?

“Een stukje onvrede, maar vooral in samenhang met de hoge werkdruk en de complexiteit van dit beroep. Objectief bekeken zit er 40 uur in een werkweek. Als je kijkt wat er allemaal wordt gevraagd, dan past dat gewoon niet. Dan zijn er extra handen nodig. Inhoudelijk zijn taken zwaarder geworden en daar moeten we niet zo verkrampt over doen. Als je dan ook nog eens ziet dat je salaris uit de pas loopt, dan is het een combinatie van factoren waardoor je dit gewoon een legitieme discussie mag noemen.”

“Het imago van het onderwijs staat op dit moment onder druk. Het beroep schoolleider is enorm in ontwikkeling. 25 jaar geleden was het een totaal ander beroep. En ben je leidinggevende van een Integraal Kind Centrum, dan is dat weer heel anders dan wanneer je leidinggevende bent van een individuele basisschool. Kijken naar een school die anders is, vraagt om andere mensen die actief worden. Aan ons is het om te kijken naar hoe zo’n functiebouwwerk er dan uitziet. Hoeveel diversiteit en differentiatie zit er in die functies? Factoren als complexiteit, schaalgrootte of de hele ontwikkeling van het beroepsprofiel kunnen een rol spelen in differentiatie van arbeidsvoorwaarden en beloning.

Hoe kijk je aan tegen flexibilisering in het onderwijs?

“De ontwikkelingen zorgen voor andere carrièrepatronen. Als je nagaat wat de school van de toekomst kan vragen, dan zal daar een enorm paletaan functies en inhoud ontstaan. Dat werkt ook flexibilisering in de hand. Je ziet dat het beroep lange tijd heeft stilgestaan en dat het op een wonderlijke manier bleef passen in onze maatschappij. Dat is niet meer zo. Dus ook op die manier zullen we flexibel moeten zijn en open moeten staan voor de gedachte dat een school geen gebouw met vier muren meer is waar tussen bepaalde tijden onderwijs wordt gegeven, maar dat het verzorgen van kinddiensten in de volle breedte relevant zal zijn. Dat gaat veranderen in hoe faciliteer je, ondersteun en coach je dat hele leer- en ontwikkelproces. De school houdt hierin een belangrijke regie of een rol, maar waarbij het niet meer zo is dat altijd de plek, de tijd en de manier waarop dat gebeurt traditioneel te sturen is. Dat gaat wat vragen.”

En de verschillen in salaris en arbeidsvoorwaarden?

“Als je andere functies en een ander functiebouwwerk hebt met alle beschrijvingen die daarbij horen, dan kan het haast niet anders dan dat dat ook in andere arbeidsvoorwaarden tot flexibele afspraken gaat leiden. Er wordt gesproken om de cao als zodanig te beperken, dat vooral afspraken op hoofdlijnen worden gemaakt. Ook wordt gekeken naar meer ruimte voor accentverschillen en autonomie. Over duidelijke bovensectorale kaders, als je het hebt over pensioenen en werkloosheid, moet je goede afspraken hebben. Dan komt er een set brede afspraken wat je als werkgevers en werknemers naar elkaar wilt vastleggen. Daaromheen zou er ruimte kunnen zijn voor een flexibele schil, waar ook decentraal, door besturen of andere partners gekeken kan worden wat daar specifiek aan arbeidsvoorwaarden en beloning mogelijk is.”

Worden arbeidsvoorwaarden belangrijker dan salaris in de toekomst?

“De nieuwe generatie kijkt veel meer inhoudelijk naar ambities. Salaris doet er wel toe, maar is geen norm. Je ziet een brede maatschappelijke verschuiving waarom mensen willen werken. Primair is het salaris niet zozeer leidend, al hoort er een duidelijk goed salaris bij de verantwoordelijkheden en functieomschrijving, maar dat is de omgekeerde wereld. Werken in het onderwijs doe je niet vanuit een geldelijke ambitie of bepaalde arbeidsvoorwaarden. Dat zit op een ander vlak. Dat zal overeind blijven en alleen maar sterker worden.”

 

Lieke Jansen
Hoofdredacteur