Artikel
14 jan '19
14 januari '19
4 min

Zorgwerkgevers moeten zich meer richten op voorkomen uitstroom

Werkgevers moeten zich meer inzetten voor het behouden van medewerkers in de zorg. Dat is een hoofdconclusie van het eerste rapport van de Commissie Werken in de Zorg. Voor het opvangen van personeelstekorten werven werkgevers nu vooral nieuw personeel. De uitstroom gooit daarbij echter roet in het eten.

De Commissie Werken in de Zorg bestaat sinds 1 augustus 2018. Haar taak is het monitoren en stimuleren van de kwaliteit en voortgang van de regionale actieplannen voor de aanpak van personeelstekorten. Het eerste rapport van de commissie ging in december naar de Tweede Kamer. Een stevige conclusie is dat het arbeidsmarktbeleid van de zorgsector geen zoden aan de dijk zet. Het richt zich op meer instroom van nieuw personeel, terwijl de uitstroom van zorgmedewerkers misschien wel een groter probleem vormt.

Uitstroom

In 2017 ging 19,3 procent van de werknemers in de Nederlandse zorg weg bij zijn of haar werkgever. Hierbij verliet zelfs 8,1 procent de sector. Uitstroomonderzoek van drie regionale werkgeversorganisaties laat zien dat in hun regio’s 37 procent van de uitstromende medewerkers korter dan twee jaar in dienst was.

Complex

Volgens de Commissie Werken in de Zorg is de oorzaak complex. Redenen voor de uitstroom zijn onder andere het management, de inhoud van het werk, de werkdruk, onvoldoende werksfeer en onvoldoende professionele trots. Maar ook niet zelfstandig kunnen werken, onvoldoende flexibiliteit, continuïteit, professionele ontwikkeling, begeleiding op het werk en salaris spelen een rol. Daarbij lijken werkgevers niet te weten hoe ze hiermee moeten omgaan.

Goed werkgeverschap

De commissie vindt dat de zorgorganisaties kritisch naar zichzelf zouden moeten kijken en zich moeten afvragen waarom mensen er niet meer willen werken. Ze kunnen leren van organisaties en regionale samenwerkingsverbanden die het veel beter doen dan andere. Hierbij benadrukt de commissie dat behoud van medewerkers meer aandacht verdient van bestuurders en (interne) toezichthouders. “Dit gaat verder dan medewerkerstevredenheid, het gaat om goed werkgeverschap, in de meest brede zin van dat begrip”, aldus de commissie.

Samenwerking

Verder adviseert de commissie regionale samenwerkingsverbanden om hun ambities voor het behoud van medewerkers even ambitieus en concreet te formuleren als nu bij instroom gebeurt. Instellingen die zich gezamenlijk verbinden aan dergelijke ambities krijgen volgens de commissie ruimte om van elkaar te leren. Ook kunnen ze sollicitanten naar elkaar verwijzen als ze zelf onvoldoende plek hebben en afspreken geen medewerkers bij elkaar weg te halen.

Verbetering en innovatie

De commissie benadrukt dat als zorgprofessionals de gelegenheid krijgen om goede zorg te geven op een manier die past bij hun eigen behoeften en mogelijkheden, het werken in de sector interessanter wordt. “Mensen zullen er eerder voor kiezen en de werkenden in de zorg zullen trots en energie ontlenen aan de bijdrage die ze aan de verbetering en innovatie van hun werk kunnen leveren”, staat in het rapport.

Verpleeghuiszorg

Het rapport kent daarnaast kritiek op het stimuleringsbeleid van de overheid, vooral wat betreft het extra geld voor de verpleeghuiszorg. De overheid zou dat anders moeten besteden dan nu gebeurt. Volgens de commissie besteedt de overheid 2,1 miljard euro specifiek aan verpleeghuiszorg, terwijl veruit de meeste ouderen thuis zorg krijgen. Daarbij moeten zorginstellingen 85 procent van de genoemde 2,1 miljard uitgeven aan ‘handen aan het bed’, terwijl er nadrukkelijk ook oplossingen nodig zijn qua ‘anders werken’ en innovatie.

Regionale oplossingen

Een ander kritiekpunt is dat de overheid oproept tot regionale oplossingen, maar zich met haar eigen regelingen en systemen veelal richt op afzonderlijke instellingen en sectoren. De commissie wil graag een verkenning van een betere aansluiting tussen regionale, sector overstijgende ambities en de wijze waarop de overheid en andere partijen deze faciliteren en financieren.

Reactie minister

Minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gaat in een brief bij het rapport in op de kritiek. Hij wil de regio’s op korte termijn duidelijkheid geven over een aantal punten van landelijk beleid, zoals de inzet van de middelen. De Jonge komt in het voorjaar met een voortgangsbrief. Daarin gaat hij in op de concrete vervolgstappen die op basis van de aanbevelingen van de commissie zijn gezet.

Bron: Skipr