Interview
30 jan '19
30 januari '19
5 min

Leren en topsport: een gouden combinatie

Bij het Rodenborch-College in Rosmalen komt voortgezet onderwijs en topsport samen. Hier krijgen maar liefst 500 gedreven leerlingen, die een programma op maat volgen, de kans om uit te blinken in zowel de sport als in de klas. Een kijkje in de keuken bij de school die in een mum van tijd uitgroeide tot topsport talentschool.

De bevlogenheid spat ervan af bij René van der Aa, Suzanne van Doornmalen en Ingrid Groeneveld, allen werkzaam bij het Rodenborch-College. René als leerlingcoördinator onderbouw, Suzanne als docent Engels en mentor van een brugklas met topsporters en Ingrid als studiecoach voor de topsportleerlingen in de onderbouw. In de kamer waar we in gesprek gaan hebben krantenartikelen en t-shirts met namen en rugnummers de overhand. Logisch, we bevinden ons immers op één van de grootste topsportscholen van Nederland.

Wat was de aanleiding voor het Rodenborch om leren en topsport te combineren?

Naast dat het Rodenborch-College regulier voortgezet onderwijs aanbiedt, kwamen daar in augustus 2008 topsportleerlingen bij. René: “Collega Niels van Alebeek, LOOT-coördinator op onze school, begon als gymdocent en kreeg door de LOOT-licentie een nieuwe uitdaging. De Topsport Talentschool is geboren vanuit turnen, trampolinespringen, rugby en basketbal, waarvan de leerlingen op school werden geplaatst en er werd gekeken naar een rooster waardoor ze sport en onderwijs konden combineren. Daarna kwamen er voetballers en kunstschaatsers en zo is die olievlek ontstaan. Inmiddels hebben we 280 LOOT-leerlingen en 200 leerlingen met een regio status.”

Jullie kijken echt naar het individu en iedere leerling volgt onderwijs volgens een programma op maat. Hoe pakken jullie dit aan?

René: “Wij bieden roosters op maat aan. Sport is hierin leidend. Wij kijken eerst naar trainingstijden en plannen daar het rooster voor school omheen. Ingrid: “Er ligt een algemene basis, zeker in de onderbouw, maar je gaat letterlijk per leerling plannen.” René: “Toen op een gegeven moment opviel dat veel leerlingen ’s ochtends trainden, hebben we in overleg met de sport de keuze gemaakt om de lessen later in de ochtend te laten beginnen. Het is iedere keer aan het begin van het schooljaar weer een hele puzzel, waar ontzettend veel werk en tijd in gaat zitten. Twee weken lang wordt er door diverse collega’s tot diep in de nacht aan de roosters gewerkt. Dit is even topsport voor ons. Als we ooit iets kunnen bedenken waardoor het makkelijker wordt en minder tijd kost, dan heel graag. Het blijft een uitdaging hoe automatisering hierbij kan helpen, maar uiteindelijk heeft het ook zijn charme om het in eigen hand te houden. Persoonlijker wordt het niet.”

Wat doe je als school bij topsportleerlingen anders dan bij reguliere leerlingen?

Iedere leerling telt op het Rodenborch-College, dat is duidelijk. Suzanne: “Het begint bij goede mentoren die de klas vaak zien en korte lijntjes hebben met de leerling, maar ook met thuis. Daardoor merk je sneller op of een kind iets extra’s nodig heeft. Wanneer het nodig is kunnen we verschillende expertises inschakelen, waaronder de topsportmentor, de leerlingcoördinator en mocht er meer zorg nodig zijn de zorgcoördinator, maar ook de studiecoaches waar de leerlingen bij terecht kunnen zijn enorm waardevol. Aandacht bieden en waarborgen, daar draait het om.”

“Wij bieden roosters op maat aan. Sport is hierin leidend”

Wat vraagt het lesgeven aan topsportklassen van de docent?

Suzanne: “Het grootste verschil zijn de contacturen. Docenten zien de topsportleerlingen gemiddeld een contactuur minder per week en daarvoor in de plaats krijgen de leerlingen werklessen en studie-uren. In het begin werd precies dezelfde stof aan zowel de topsportleerlingen als de reguliere leerlingen aangeboden. Totdat docenten de verschillen ervaren en zich afvragen waarom er 10 opgaves gemaakt moeten worden,terwijl het ook met 5 opgaves kan. Docenten gaan lesstof schrappen. Niet zozeer inhoudelijk, maar de hoeveelheid. Het is goed dat daarin ook meer maatwerk komt, want leerlingen kunnen het anders niet bolwerken. Voor de docent vraagt dat om een aanpassing in het lesgeven. Hoe ga ik mijn lessen zo praktisch mogelijk indelen, zodat de leerlingen vooruit kunnen? Hoe stellen zij de vragen als ze minder contacturen hebben? Dat is de grootste shift geweest.”

Wat maakt jullie anders dan andere scholen?

René: “Wij ontwikkelen ons snel. Scholen komen hierheen om te kijken hoe wij zaken aanpakken. De ontwikkelingen worden doorgetrokken naar het reguliere onderwijs, denk aan laptoponderwijs. Suzanne: “Wij zijn niet van het stilstaan, maar steeds bezig met ‘Hoe gaan we verder’? Tof dat wij dit vanuit hier kunnen bewerkstelligen. Je begint klein en langzaam spreidt het zich uit.”

Wat is jullie droom?

René: “In 2021 fuseren we met het Jeroen Bosch College tot een nieuwe school.” Suzanne: “Alles waar we nu mee bezig zijn en wat we in gang hebben gezet, het uitdenken en implementeren, dat komt daar hopelijk samen. Als ik kijk vanuit mijn vak, dan kijken we ook naar hoe we het onderwijs anders aan kunnen bieden. Leerlingen willen niet meer vanuit grammatica en woordjes Engels leren, maar vanuit de vaardigheden, want op die manier leer je pas echt een taal. Ga je niet met de tijd mee, dan ga je af.” Ingrid: “We moeten bewaken waar we goed in zijn, de korte lijntjes, het contact en de laagdrempeligheid. Want daar ligt onze kracht.”

Dit artikel is verschenen in de decembereditie van het magazine van Driessen Groep met het thema Ambacht.

Lieke Jansen
Hoofdredacteur