Er zijn verhoudingsgewijs steeds minder vaste banen in het primair onderwijs. Bij de leraren is elf procent van de banen tijdelijk. Het aandeel steeg bij de ondersteuners naar bijna een kwart. Verder kwamen er dit schooljaar in het primair onderwijs maar liefst 2749 voltijd-ondersteuners bij.
Deze gegevens komen naar voren uit een eerste analyse van het Onderwijsblad (tijdschrift Algemene Onderwijsbond) van nieuwe cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Deze cijfers hebben als ijkmoment 1 oktober 2018. In het primair onderwijs groeide het aantal leraren licht met een half procent. De toename in het basisonderwijs was 292 voltijdbanen. Het schooljaar ervoor was die stijging nog het drievoudige.
Bij de nieuwe ondersteuners gaat het vooral om tijdelijke dienstverbanden. De cijfers van DUO zeggen niets over het soort tijdelijk dienstverband (jaarcontracten, met of zonder uitzicht op vaste aanstelling). Ondertussen heeft 22,5 procent van de bijna 24 duizend fte’s aan ondersteuners in het primair onderwijs een tijdelijk dienstverband. Dat was in oktober 2016 nog 13 procent.
Het aandeel vaste banen bij leraren in het primaire onderwijs daalt ook. Er verdwenen dit schooljaar 1345 vaste voltijdbanen. Dat was een afname van bijna 2 procent. De lichte groei van het lerarenbestand heeft dan ook te maken met meer leraren met een tijdelijk contract (1800 fte’s extra, ruim 20 procent) vergeleken met oktober 2017.
De groei van het aantal ondersteuners komt voor het overgrote deel voor rekening van het basisonderwijs, met een stijging van 2421 fte’s (21 procent). Het speciaal basisonderwijs kende een groei van 8 procent van de fte’s voor ondersteuners. Dat was 3 procent in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Scholen gebruiken het werkdrukakkoord (afspraak tussen het ministerie van OCW en scholen over werkdruk) voor het inschakelen van onderwijsassistenten en andere ondersteuners. Uitgaande van de circa 1,5 miljoen leerlingen in het primair onderwijs kwam er een voltijd ondersteuner bij per 545 leerlingen.
Volgens het Onderwijsblad zijn er flinke regionale verschillen. Deze hebben te maken met demografische krimp en andere factoren die invloed hebben op de ontwikkeling van het personeelsbestand.
Het lerarentekort blijkt onder andere uit steeds moeilijker of niet vervulbare vacatures en problemen met het vervangen van zieke collega’s. Uit onderzoek blijkt dat de situatie de komende jaren alleen maar urgenter wordt. Daarbij krijgen alle regio’s ermee te maken. Met name het met pensioen gaan van veel leraren speelt een rol. Er zijn te weinig nieuwe leraren om dat op te kunnen vangen.