Als je aan mensen uit het buitenland vraagt wat hen opvalt aan Nederlanders, dan hoor je vaak dat we zo veel plannen. Dat zie je goed als je met een vliegtuig aankomt boven ons landje: de wegen zijn mooi aangelegd, de nieuwbouwwijken zien er keurig uit en zelfs de landerijen zijn netjes met rechte lijnen afgezet. We hebben weinig ruimte, dus we zijn gewend om goed na te denken over hoe we die ruimte zo optimaal mogelijk inrichten en gebruiken. Dat vraagt om plannen.

Plannen, daar zijn wij als volkje gek op. We plannen ons vaak suf. Een gemiddelde werkdag zit vaak volledig vol met allerlei afspraken, die netjes op elkaar aansluiten. Als we daarmee klaar zijn, dan is het tijd voor de persoonlijke agenda. Die zit natuurlijk ook volledig volgepland met van alles en nog wat. Die structuur en sterke organisatiegraad brengt ons veel goeds. Het stelt ons in staat om crisissen te voorkomen en over het algemeen goed op te vangen als ze ons helaas toch overkomen. Er gaat veel fout, maar ook deze hele coronacrisis komen we ten opzichte van vele andere landen goed door; de werkloosheid is nog steeds erg laag en we hebben gelukkig relatief weinig doden te betreuren. Hoewel het af en toe piept en kraakt lijkt de economische en maatschappelijke schade aanzienlijk, maar wel op te vangen. Da’s goed nieuws en daar mogen we trots op zijn.

Maar de keerzijde van al dat plannen is dat we hiermee een situatie voor onszelf gecreëerd hebben waarin weinig ruimte overblijft voor verrassingen en spontaniteit, zowel in ons professionele als persoonlijke leven. Zomaar aankloppen bij een vriend voor een kop koffie of een biertje, doordeweeks even een terrasje pakken met een collega of lekker een ongepland dagje naar het strand; het zijn dingen die wij niet vaak doen als je het vergelijkt met andere landen en culturen. Want al dat ‘geplan’ leidt tot heel veel plannen, die allemaal uitgevoerd moeten worden. En als die plannen niet uitkomen zoals we vooraf hadden bedacht, dan levert dat veel stress en frustratie op. Sterker nog; het zorgt ervoor dat ons werk- en levensgeluk er flink van daalt.

“DE KEERZIJDE VAN AL DAT PLANNEN IS DAT ER MAAR WEINIG RUIMTE OVERBLIJFT VOOR VERRASSINGEN EN SPONTANITEIT”

En dat is precies wat de coronacrisis voor veel mensen ook betekent: het dwingt je voortdurend tot het maken van plannen, die vervolgens weer niet door kunnen gaan. Dat is echt een recept voor chagrijn, immers ‘geluk’ is ook het verschil tussen je verwachting en je realisatie. Op het moment van schrijven van deze column heb ik een heerlijke zomervakantie naar Frankrijk gepland. Van voorpret is er door alle onzekerheid weinig sprake helaas, maar het zou me natuurlijk nog meer tegenvallen als we onverhoopt op het laatste moment niet kunnen gaan door de coronamaatregelen. Zelfs als er vast iets leuks voor in de plaats zou komen. Als je verwacht een gouden plak te winnen op de Olympische Spelen, dan valt een bronzen plak enorm tegen. Terwijl je dolgelukkig kunt zijn met diezelfde bronzen plak als je had gedacht ergens rond de 20e plek te eindigen. Dat geldt ook voor professionele plannen: die worden zelden uitgevoerd zoals je van tevoren had bedacht. Zeker in een tijd waarin de wereld op zijn kop staat als gevolg van een rottige pandemie.

Maar zoals Churchill ooit zei: ‘Plans are of little importance, but planning is essential’. Het gaat dus niet om het plan, maar om het plannen. Het gestructureerd nadenken over je persoonlijke en professionele toekomst is nuttig en noodzakelijk. Als je het maar met mate doet! Want vergeet vooral niet gelukkig te werken en leven tussen al die plannen door. Strak plan, toch?

Deze column is verschenen in het magazine Trends in HR, uitgave september 2021 over werkgeluk.