In het Nationaal Onderwijsakkoord is afgesproken dat de wettelijke onderwijstijdnormen in het voortgezet onderwijs gemoderniseerd worden. In een kamerbrief schetst staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs de contouren van het wetsvoorstel dat hij medio 2014 aan de Tweede Kamer wil voorleggen. Hij beschrijft in de brief vijf elementen die in het wetsvoorstel geregeld worden.
Meer beleidsruimte
De modernisering van de onderwijstijdnormen houdt in dat scholen meer beleidsruimte geboden wordt ten aanzien van de invulling, spreiding en planning van de onderwijstijd. De ‘schotten’ in de onderwijstijd worden afgeschaft. Dat wil zeggen dat er niet meer wordt uitgegaan van een urennorm per leerjaar, maar van een urennorm over de hele opleiding. De volgende vijf elementen worden in het wetsvoorstel geregeld:
Urennorm
De wettelijke urennorm wordt per opleiding (vmbo, havo, vwo) geregeld in plaats van per leerjaar. Voor de opleiding vmbo geldt een urennorm van 3700, voor de opleiding havo 4700 uur en voor de opleiding vwo 5700 uur. De wettelijke schotten tussen de leerjaren worden weggenomen, omdat dit in de praktijk blijkt te leiden tot organisatorische knelpunten, beperkte organisatorische flexibiliteit en daardoor tot werkdruk voor leraren. Ook vervalt het onderscheid in maatwerk en reguliere onderwijstijd.
Dagennorm
De huidige bepalingen in wet- en regelgeving over het aantal dagen waarop geen onderwijs verzorgd hoeft te worden, worden vervangen door een bepaling in de wet over het aantal dagen waarop wel onderwijs verzorgd moet worden: tenminste 189 dagen per schooljaar (met uitzondering van het examenjaar). De minister van OCW behoudt wel de mogelijkheid om de begin- en einddatum van vakanties vast te stellen en te bepalen dat op landelijke feestdagen geen onderwijs wordt verzorgd.
Kwalitatieve invulling van de onderwijstijd
De drie globaal geformuleerde criteria ten aanzien van de kwalitatieve invulling van de onderwijstijd worden gehandhaafd. Het eerste criterium is dat onderwijstijd alleen verzorgd mag worden door bekwaam onderwijspersoneel. Het tweede criterium is dat de onderwijstijd deel uit moet maken van het door de school geplande en voor de leerlingen verplichte onderwijsprogramma. En het derde criterium is dat onderwijsactiviteiten ‘inspirerend en uitdagend’ moeten zijn en moeten bijdragen aan een ‘zinvolle invulling’ van het onderwijsprogramma.
Inspraak en verantwoording
De sinds 1 augustus 2013 geldende kaders over onderwijstijd in de Wet medezeggenschap scholen kunnen merendeels gehandhaafd blijven. Op onderdelen zullen ze geactualiseerd moeten worden en verder zullen er afspraken gemaakt moeten worden met de (gehele) medezeggenschapsraad over meerjarige planning en verantwoording, in verband met het uitgaan van een urennorm per opleiding.
Toezicht en handhaving
De inspectie zal geen toezicht meer houden op onderwijstijd, zolang de kwaliteit en de opbrengsten van een school op orde zijn en er geen klachten zijn over te weinig uren en dagen. De regeldruk en administratieve lasten voor scholen worden hierdoor beperkt.
Overgangsregime
De wettelijke kaders voor onderwijstijd kunnen, bij voorspoedige afhandeling van het wetsvoorstel, per 1 augustus 2015 aangepast zijn. In de schooljaren 2013-2014 en 2014-2015 zal er sprake zijn van een overgangsregime en dat houdt in dat de inspectie met het toezicht op de onderwijstijd rekening houdt met de beoogde aanpassingen. Hierover worden scholen binnenkort verder geïnformeerd.
Bron: Rijksoverheid