Discriminatie op het werk komt veel voor. Het vindt zowel plaats op de werkvloer als bij bijvoorbeeld sollicitaties, ontslag en het vaststellen van iemand beloning. Daarnaast kunnen zowel collega’s, leidinggevenden als de werkgever zelf de dader zijn. Werknemers en werkgevers kunnen veel doen om discriminatie tegen te gaan.
Discriminatie is het ongelijk behandelen, achterstellen of uitsluiten van mensen vanwege (persoonlijke) kenmerken. Dit gebeurt bijvoorbeeld op basis van afkomst, sekse, huidskleur, seksuele voorkeur, leeftijd, religie, handicap of chronische ziekte. Helaas is er ook veel discriminatie op de werkvloer. Van alle discriminatieklachten die het College voor de Rechten van de Mens ontvangt, heeft meer dan de helft te maken met werk.
Werknemers kunnen gediscrimineerd worden door collega’s, hun leidinggevende of zelfs hun werkgever. Niet altijd is duidelijk dat het om discriminatie gaat. Een leidinggevende kan iemand bijvoorbeeld altijd rotklusjes geven vanwege zijn afkomst zonder dat hij uitspreekt dat het daarmee te maken heeft. Ook bij foute grapjes over bijvoorbeeld iemands afkomst of homoseksualiteit gaat het in feite om discriminatie.
Een werkgever kan bijvoorbeeld discrimineren tijdens de sollicitatieprocedure. Leeftijdsdiscriminatie komt daarbij veel voor. Van discriminatie op basis van geslacht kan sprake zijn als mannen en vrouwen voor een gelijksoortige functie ongelijk worden beloond. Een veelbesproken onderwerp is discriminatie vanwege kleding(voorschriften). Wetgeving geeft aan dat er geen uitsluiting mag plaatsvinden voor functies waarvoor het niet relevant is wat iemand draagt.
Een ernstige vorm van discriminatie is (seksuele) intimidatie. Hierbij ontstaat voor de betreffende werknemer een bedreigende, beledigende of vernederende omgeving. Dit is verboden in een apart artikel in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).
De wet verbiedt discriminatie. Artikel 1 van de Grondwet geeft aan dat iedereen in Nederland recht heeft op een gelijke behandeling. De wetgeving tegen discriminatie op het werk is versnipperd over verschillende wetten. De belangrijkste daarvan is de AWGB. Daarnaast kent het Burgerlijk Wetboek een aantal bepalingen tegen discriminatie op het werk. Voor discriminatie vanwege leeftijd, geslacht en handicap en chronische ziekte gelden aparte wetten.
Werknemers die discriminatie ervaren, kunnen eerst naar hun werkgever stappen. Heeft dat geen effect dan kan de werknemer een klacht indienen bij het onafhankelijke College voor de Rechten van de Mens. De bewijslast bij het College ligt deels bij de indiener van de klacht en deels bij degene die discrimineert, die moet aantonen dat hij niet gediscrimineerd heeft. Bewijs voor discriminatie kunnen bijvoorbeeld getuigenverklaringen zijn van collega’s. Daarnaast heeft het veel effect als werknemers niet accepteren dat een collega wordt gediscrimineerd en de dader daarop aanspreken.
De wetgeving tegen discriminatie en de Arbowet maken de werkgever verantwoordelijk voor een werkplek zonder discriminatie. Ook moet de werkgever klachten over discriminatie zorgvuldig behandelen en is hij verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen tegen discriminatie. Het kan om de volgende maatregelen gaan:
Bronnen: College voor de Rechten van de Mens, Arboportaal.nl, Rijksoverheid.nl