'We zien dat maatregelen die je eerder neemt, effectiever zijn, beter voor de gezondheid en beter voor de economie, dan als je ze later neemt.’ Dat zei Xander Koolman, gezondheidseconoom, bij Op1 op 28 juli 2020. Maar dragen maatregelen om het coronavirus terug te dringen ook bij aan werkgeluk? Of hebben ze juist een negatief effect?
Xander doet – samen met een aantal andere deskundigen – in een open brief aan het kabinet het voorstel om op korte termijn maatregelen te nemen om het coronavirus beter te bestrijden. De gedachte hierachter is dat je nu met relatief kleine maatregelen straks grotere maatregelen kunt voorkomen. Hij stelt voor om de capaciteit voor testen en bron- en contactonderzoek flink op te schalen.
Xander Koolman benoemt dat gezondheidswinst en voorkomen van economische schade hier hand in hand gaan en dat dit een argument is om hier snel meer geld voor vrij te maken. De investering is de moeite waard, omdat je er economische achteruitgang mee voorkomt. ‘We redden de economie en daarom mag het meer kosten’, zegt hij hierover.
Interessant voor professionals in werkgeluk is natuurlijk hoe intensievere bestrijding van het coronavirus raakt aan werkgeluk. En wat we in organisaties kunnen doen om de negatieve gevolgen van zowel het virus als de maatregelen zoveel mogelijk te beperken.
Aan voor wie dat mogelijk is, is gevraagd om zoveel mogelijk thuis te werken. Een deel van de medewerkers vindt (meer) thuiswerken fijn. De argumenten die zij geven is dat het reistijd spaart, een betere concentratie mogelijk maakt en meer flexibiliteit in werktijden biedt. Deze groep ervaart veel voordelen die een bijdrage zijn aan hun werkgeluk: energievreters zoals filerijden en een parkeerplek vinden vervallen en zij krijgen er regelruimte en autonomie voor terug.
Een uitzondering is de groep medewerkers met kinderen. Zij ervaren hier juist veel stress van. Het is voor hen extra moeilijk om hun aandacht bij het werk te houden, omdat zij tegelijkertijd ook de verantwoording voor hun kinderen hebben. Zij moeten nu opvoeden en verzorgen combineren met werk op één plek en op dezelfde momenten van de dag. Al zijn we nu toleranter geworden voor kinderen die door het beeld heen lopen tijdens videovergaderingen, op lange termijn moet het werk toch gewoon af en frequente verstoringen van de concentratie eisen zijn tol. Kwaliteit en tempo van werken nemen hierdoor af.
Juist voor deze groep medewerkers is het fijn als de kinderen op school of op de opvang zijn, terwijl zij thuis of op kantoor hun werk kunnen doen. Een nieuwe periode van sluiting van scholen en kinderopvang is voor hen zeer onwenselijk. Dat pleit ervoor om alles op alles te zetten om een nieuwe periode van schoolsluiting te voorkomen. En om met deze groep medewerkers in gesprek te blijven over hoe het met hen gaat: de scholen zijn voor de vakantie weer open gegaan, maar lang niet iedereen heeft in de vakantie ook opvang voor de kinderen. Zitten je medewerkers in een soort flash back van een moeilijke periode of redden ze het wel? In gesprek blijven is altijd goed. Maar als je je schaarse aandacht moet verdelen, is het een goed idee om juist bij deze groep even te peilen hoe het gaat en of ze iets nodig hebben om te zorgen dat ze hun werk goed en met plezier kunnen blijven doen.
In het begin van de corona-uitbraak was één van de grote zorgen of er wel voldoende capaciteit in de zorg was om alle patiënten op te vangen. De moeilijkst op te lossen bottleneck bleek medisch personeel te zijn. Waren er wel genoeg IC-verpleegkundigen om al die zieken te verzorgen? Op langere termijn maakten we ons zorgen over de inzetbaarheid van deze medewerkers in de zorg.
Nu zijn er de eerste signalen dat juist die mensen waar toen een groot appèl op is gedaan, een hoger ziekteverzuim laten zien. Zo meldde het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis uit Tilburg onder personeel dat tijdens de coronacrisis is ingezet een verdubbeling van het ziekteverzuim van zo’n 4-5 % naar 10 %. Het is maar de vraag in hoeverre deze groep medewerkers bereid en in staat is om op korte termijn nog eens zo’n enorme stap extra te lopen in een zeer stressvolle situatie. Het is zeer aannemelijk dat dit niet alleen voor dit ziekenhuis geldt. En dat je deze bevindingen ook in ander sectoren ziet waar er plotseling veel van mensen gevraagd werd onder moeilijke omstandigheden.
Niet alleen bedreigt het stijgende ziekteverzuim de hoognodige uitbreiding van capaciteit op IC’s bij een nieuwe opleving van het coronavirus, ook de bereidheid bij medewerkers om nog eens zo’n hoogstandje te leveren is misschien wel niet hoog genoeg. En dat is zeer begrijpelijk.
Als we breder kijken dan de zorg, zien we dat ook buiten deze sector mensen minder goed in hun vel zitten. Veel medewerkers voelen zich minder energiek en moe. Een recent onderzoek van de Rabobank laat zien dat het ‘subjectieve welzijn’ is afgenomen: ten opzichte van vorig jaar voelt 23 % zich gelukkiger en 29 % zich minder gelukkig dan vorig jaar. ‘Een forse verslechtering dus’, aldus de Rabobank.
Voor een groot deel van ons geldt dat de gewone, dagelijkse dingen de laatste maanden meer energie kostten. Want niets was meer normaal en je moest bijna overal bij nadenken. Heel gewoon gedrag zoals handen schudden, een schouderklop, samen lachen waren ineens gevaarlijk. Samen naar het werk rijden ging niet, samen een apparaat optillen om op te hangen was eigenlijk niet de bedoeling en samen lunchen was ook een no go.
Niet alleen op het werk maar ook daarbuiten was alles anders. Ook daar kostten de gewone dingen meer energie. Probeer maar eens in drie winkels op rij de steeds weer anders aangegeven looprichtingen te volgen. En wat ons energie geeft, viel voor een groot deel weg: horeca, theater, contact met vrienden en familie. Hetzelfde onderzoek van de Rabobank meldt ook een daling van sociale contacten. En dat terwijl je met mensen kunnen verbinden zo essentieel is.
Deze combinatie van het wegvallen van energiebronnen met dat de dagelijkse dingen meer energie kosten, is een bedreiging voor onze energiebalans. Zowel op het werk als daarbuiten ervaren we meer stress en minder mogelijkheden om ons op te laden. Voor even gaat dat best goed, maar dat moet niet te lang duren. Of nog een keer gebeuren in een volgende lockdown.
Als leidinggevende kun je daar wel wat tegenover stellen. Interessante werkinhoud en goede relaties blijken juist belangrijke bronnen van energie in het werk te zijn. Daarin kunnen leidinggevenden een belangrijke rol in vervullen. Welk gesprek voer je met medewerkers hierover en welke interventies kies je nu? Daarover is intussen veel bruikbare informatie beschikbaar dus laten we die goed gebruiken.
Wat de toekomst ons gaat brengen, dat moeten we afwachten. Een zo klein mogelijke impact op ons werk en ons leven daarbuiten van zowel het virus als de maatregelen zou ons best wat waard mogen zijn, als we kijken naar de negatieve effecten op ons geluk en werkgeluk. De woorden van Xander Koolman kunnen we dus naar nog meer gebieden doortrekken: ook buiten gezondheid en economie is het belangrijk om de negatieve effecten zo beperkt mogelijk te houden. Geluk en werkgeluk mogen we hierbij best meenemen in de keuzes die we maken om dit virus in te dammen. Al is het maar omdat geluk en werkgeluk vaak niet als resultaat, maar als oorzaak van gezondheid en succes genoemd worden.
Dit artikel is geschreven door Nancy Peeters, initiatiefnemer van Netwerk Werkgeluk en met toestemming geplaatst. Netwerk Werkgeluk verbindt en versterkt professionals in werkgeluk. Wil je meer weten over het netwerk, het lidmaatschap of je inschrijven voor de updates? Kijk dan op www.netwerkwerkgeluk.nl.