In de verlengde implementatieperiode van de wet DBA tot 1 januari 2018, wachten we met smart op nieuws en handvatten over het vervolg van deze wet. Een eerste bijpraatmoment stond gepland in april 2017 en zoals in november 2016 beloofd, heeft staatssecretaris Wiebes op 20 april jl. zijn derde voortgangsrapportage met betrekking tot de wet DBA naar de Tweede Kamer gestuurd.
Wat zijn de ontwikkelingen in de implementatie van de wet en wat betekent dit concreet voor de opdrachtgevers en opdrachtnemers op dit moment?
Wiebes streeft ernaar om voor het zomerreces helderheid te geven over het verdere traject van de wet DBA en de gevolgen hiervan voor de handhaving. In ieder geval moeten opdrachtgevers en opdrachtnemers voldoende tijd krijgen om zich aan te passen. Hiermee blijft de huidige implementatieperiode tot 1 januari 2018 vooralsnog ongewijzigd.
De stand van zaken blijft dat opdrachtgevers en opdrachtnemers zich de komende maanden moeten voorbereiden om ‘Wet DBA-proof’ te kunnen werken. Dit zorgt ervoor dat er in de praktijk nog steeds partijen zijn die de Belastingdienst vragen hun modelovereenkomst te beoordelen. “Het aantal modelovereenkomsten dat nog in behandeling is, is door de afnemende instroom en de doorlopende beoordeling door de Belastingdienst inmiddels gedaald tot 811 (stand 19 april 2017).”
In de implementatieperiode tot 1 januari 2018 zal de Belastingdienst niet handhaven, en loopt alleen een zeer beperkte groep van ‘kwaadwillenden’ risico op naheffingsaanslagen (inclusief eventuele boetes en rente) wanneer sprake is van schijnzelfstandigheid. Over de handhaving bij deze ‘kwaadwillenden’ merkt Wiebes op dat deze loopt. De Belastingdienst heeft inmiddels tien opdrachtgevers in het vizier. “De Belastingdienst voert een feitenonderzoek uit, onder andere om vast te stellen of deze opdrachtgevers hun werkwijze inmiddels hebben aangepast en zo niet of zij voldoen aan de definitie van ‘kwaadwillende’. Het betreft zowel opdrachtgevers die aan het werk zijn met enkele opdrachtnemers als opdrachtgevers met een groter aantal opdrachtnemers.” Zodra hier stappen zijn gezet zal Wiebes de Kamer hierover nader informeren.
De handhaving door de Belastingdienst is – behoudens bij kwaadwillenden – tot in ieder geval 1 januari 2018 opgeschort, mede om een onderzoek mogelijk te maken naar een herijking van de begrippen “gezagsverhouding” en “vrije vervanging”. Momenteel werkt de ambtelijke werkgroep, onder voorzitterschap van het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nog aan de verkenning. “De inschatting is dat het rapport op korte termijn aan de informateur zal worden aangeboden opdat het – zoals reeds tijdens het debat over de uitwerking van de wet DBA op 8 december 2016 is gemeld – in de onderhandelingen ten behoeve van de formatie kan worden gebruikt.” Het rapport zal ook aan de Tweede Kamer worden gestuurd en zal daarmee dan ook openbaar worden.
De Kamerbrief met de derde voortgangsrapportage houdt geen veranderingen in ten opzichte van de huidige situatie.
De implementatieperiode, die in ieder geval tot 1 januari 2018 van toepassing is, blijft gehandhaafd.
Wiebes sluit af met de conclusie dat “het vervolg in het DBA-dossier afhankelijk is van de keuzes die een nieuw kabinet maakt”.