Artikel
18 okt '21
18 oktober '21
3 min

Duurzame inzetbaarheid in het onderwijs? Zo gaan leerkrachten fluitend naar het werk

Wist je dat meer dan een kwart van het onderwijspersoneel kampt met stressklachten? Hiermee is het onderwijs een van de meest gevoelige sectoren voor een burn-out. Om medewerkers in het onderwijs gezond te houden, is het belangrijk dat ze vitaal, productief én gemotiveerd blijven. Maar hoe zorg je ervoor dat jouw personeel fluitend naar het werk gaat, terwijl de werkdruk steeds groter wordt? Tinka van Vuuren, bijzonder hoogleraar vitaliteitsmanagement aan de Open Universiteit Nederland, geeft antwoord.

Aanhoudende moeheid, slapeloosheid, gejaagdheid, prikkelbaarheid, meer roken en drinken of minder sociaal contact… Het zijn stuk voor stuk signalen van overbelasting. Chronische overbelasting kan hart- en vaatziekten of een burn-out tot gevolg hebben… Geen overbodige luxe dus, om oog te hebben voor medewerkers die kampen met stress. Volgens Van Vuuren is het dan ook de hoogste tijd om binnen de onderwijsmuren meer aandacht te krijgen voor vitaliteit. “Duurzame inzetbaarheid betekent dat een werknemer in staat is om gezond, productief en met plezier te werken. Deze medewerkers zien kansen en mogelijkheden en zijn energiek, veerkrachtig en gemotiveerd.”

Autonomie, competentie en verbinding

Een speerpunt is volgens Van Vuuren het steeds weer terugvinden van de juiste balans tussen wat de werknemer kan en wil én wat werk, privé en de maatschappij vraagt en biedt. “Mensen hebben drie psychologische basisbehoeften: autonomie, competentie en verbinding. Ze willen vrijheid en keuzemogelijkheden, gewaardeerd worden, leermogelijkheden krijgen én het samen doen.” Worden deze drie basisbehoeften vervuld, dan is volgens haar de kans groot dat medewerkers plezier in hun werk ervaren.

Energiebronnen vs. energielekken

Van Vuuren illustreert haar verhaal met een voorbeeld: “Ken je dat? Je moet het huis poetsen. Iets waar je al dagen tegenop ziet. Vol tegenzin begin je. Wanneer je op de helft bent, zie je dat je nog veel moet opruimen. Er lijkt geen einde aan te komen en wanneer je klaar bent voel je je uitgeput. ’s Avonds ga je op stap met vrienden. Het is gezellig, de muziek is goed en het eten is lekker. De tijd lijkt ineens voorbij te vliegen en aan het einde van de avond heb je energie voor tien.” Dit is een voorbeeld van een energielek en een energiebron. “Het gaat om het vinden van de juiste balans tussen iemands draaglast en draagkracht. Wat zijn de energiebronnen en de energielekken? Waar krijgt de medewerker energie van en wat kost energie? Bij duurzame inzetbaarheid draait het om het vergroten van energiebronnen en het verminderen van stressbronnen, zowel op individueel- als teamniveau.”

Stimuleren in plaats van ontzien

Waar veel werkgevers volgens Van Vuuren de fout in gaan, is dat ze te veel inzetten op het ontzien van hun medewerkers. Veel beter is het om hen te stimuleren. “Het merendeel van het HR-beleid is gericht op ontzien, maar je hoeft niet ziek te zijn om beter te worden. Als werkgever moet je je daarom altijd afvragen: wat kan ik doen om mijn mensen te versterken? Wat kan ik doen om ze meer energie te geven?” Met andere woorden: werkgevers moeten meer aandacht hebben voor vitaliteit. “Wanneer werknemers vitaler zijn, stijgen ze boven zichzelf uit. Het gevolg? Ze gaan fluitend naar het werk.”