Artikel
31 mei '16
31 mei '16
3 min

Flexwerkers blijven langer aan het werk

Werknemers met een flexibel dienstverband houden vaker werk dan twee jaar terug. Het gaat om een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking, want een kwart van alle werknemers had begin 2016 een flexibele arbeidsrelatie. Daarbij doet bijna 20 procent van de flexwerkers hun werk uit behoefte aan flexibiliteit of omdat ze geen zekerheid willen. Zo meldt CBS.

Het eerste kwartaal van 2014 werd nog ruim 5 procent van de flexwerkers na drie maanden werkloos. Nu is dat onder de 4 procent. In 2014, het jaar waarin de werkloosheid begon te dalen, werkte bijna 77 procent van de flexwerkers na drie maanden nog steeds in een flexibel dienstverband. Dat was het eerste kwartaal van 2016 bijna 78 procent. Daarnaast nam het percentage doorstromers van een flexibel naar een vast dienstverband toe, van ruim 11 naar ruim 12 procent. Tussen 2008 en 2012 nam dit percentage nog af.

Doorstroom naar vast werk

Met name flexwerkers boven de 25 stroomden vaker door naar een vast dienstverband. Tegelijk daalde in deze groep het percentage dat na drie maanden nog steeds een flexibel dienstverband had. De doorstroom naar een vaste baan nam bij jongeren onder de 25 juist iets af. Het aandeel dat flexibel bleef werken, steeg in deze groep.

Instroom flexwerkers

De instroom in flexibel werk blijft groter dan de uitstroom. Daardoor stijgt het totaal aantal mensen met een flexibele arbeidsrelatie verder. Een kwart van alle werknemers had in het eerste kwartaal van 2016 een flexibel dienstverband. Dat waren ruim 1,7 miljoen mensen. Twee jaar daarvoor waren dat er nog ruim 1,6 miljoen. In alle leeftijdsgroepen groeit het aantal mensen met een flexibele arbeidsrelatie. Deze groei is het sterkst bij jongeren.

Noodzakelijk flexwerk

Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2015 van TNO en CBS en de Enquête Beroepsbevolking (EBB) van CBS blijkt dat de meeste flexwerkers hun werk uit noodzaak doen. Ze zijn nieuw bij hun werkgever of konden geen vaste baan vinden. Bijna 20 procent van alle flexwerkers stelt behoefte te hebben aan flexibiliteit of geen behoefte te hebben aan zekerheid.

Oproep- en invalkrachten

Vooral oproep- en invalkrachten zijn flexwerkers uit behoefte. Deze werknemers werken geen vaste uren. Zij werken ook vaak in deeltijd. Van alle flexibele werknemers met een kleine parttimebaan (werkweek korter dan 20 uur) zegt ruim 40 procent behoefte te hebben aan een flexibel contract. Dat is 7 procent voor de flexwerkers met een fulltime-werkweek.

Behoefte aan flexibel werk

Van de flexwerkers hebben mannen vaker behoefte aan flexibel werk (met 22 procent) dan vrouwen (15 procent). Verder melden oudere werknemers vaker dat ze flexibel werk willen. Van de 55- tot 65-jarige flexwerkers geeft 29 procent aan flexibel te werken omdat ze dat willen. Dit steekt af tegen de 87 procent van de flexwerkers boven de 65 jaar die graag flexibel werkt.

Minder zorgen

Werknemers met een voorkeur voor een flexibele arbeidsrelatie hebben aanzienlijk minder zorgen om het behoud van hun baan dan andere flexwerkers: 16 tegenover 55 procent. Ook zochten ze in 2015 minder vaak ander werk. Bijna de helft van deze groep denkt dat ze over vijf jaar niet meer bij het huidige bedrijf werken. Dit is minder dan 40 procent onder de overige flexwerkers.

Voorkeur voor flexibel werken maakt tevreden

Tegen de 9 procent van de flexwerkers met een voorkeur voor een flexibele arbeidsrelatie meldt burn-outklachten. Dit percentage is hoger bij werknemers met een vaste arbeidsrelatie (14 procent) en de overige flexwerkers (17 procent). Flexwerkers die blij zijn met een flexibel contract, zijn bovendien vaker tevreden dan flexwerkers voor wie flexibel werk onvermijdelijk is of werknemers met een vast contract. Van hen is 78 procent tevreden met de arbeidsomstandigheden en 80 procent met het werk ‘in het algemeen’.

Bron: CBS