Tijdens de crisis zijn aanzienlijk minder medewerkers doorgestroomd van een flexibel naar een vast contract. Daarnaast is het percentage werkzoekenden dat vanuit de WW direct een vaste baan vindt, sterk gedaald. Ruim één op de drie werkenden in Nederland is flexwerker of zzp’er. Dit blijkt uit onderzoek van UWV naar de flexibilisering van de arbeidsmarkt.
De afgenomen doorstroom naar vast werk geldt zowel voor medewerkers met een flexcontract als voor werkzoekenden die vanuit de WW aan de slag gaan met een flexcontract.
Uitkeringsgerechtigden die als uitzendkracht gaan werken, stromen het minst door naar een vaste baan. Slechts 1 op de 20 heeft na een jaar een vast contract. Dit was voor de crisis nog 1 op de 10. Een toenemend deel van de beroepsbevolking heeft een flexcontract of werkt als zzp’er. Het betrof ruim één op de drie werkenden in Nederland in 2014.
Het onderzoek van UWV laat verder zien dat het percentage werkzoekenden dat vanuit de WW direct aan een vaste baan komt, af nam tijdens de crisis. Tussen 2008 en 2013 kromp dit aandeel van 21 procent naar 16 procent. Het aandeel WW’ers dat vanuit de WW ging werken met een tijdelijk contract steeg in dezelfde periode van 42 procent naar 49 procent. Het percentage dat aan de slag ging als uitzendkracht bleef stabiel op circa 35 procent.
Voor flexwerkers en vooral uitzendkrachten is de kans groter dat ze terugvallen op een WW-uitkering dan voor mensen met een vaste baan. UWV onderzocht daarom de invloed van het toenemende flexwerk op herhalingswerkloosheid. Daaruit blijkt dat het toenemende aandeel flexwerkers in de beroepsbevolking niet zorgt voor een hoger percentage herhalingswerklozen in de WW-instroom. Tussen 2001 en 2014 bevond het percentage herhalingswerklozen in de WW-instroom zich namelijk steeds rond de 23 procent.
De conjunctuur speelt wel een rol. Tijdens een recessie is er een lager percentage herhalingswerklozen. Bij een aantrekkende conjunctuur neemt dat percentage weer toe. Dit heeft als reden dat bij een recessie relatief veel werklozen in de WW komen die niet eerder werkloos waren.
De afgelopen vier jaar stroomden jaarlijks gemiddeld 115.000 herhalingswerklozen de WW in. Dat was bijna een kwart van de mensen die jaarlijks aanspraak maken op een WW-uitkering. Met name mensen met seizoenswerk of weersafhankelijk werk vallen vaak terug op de WW. Dit betreft dan bijvoorbeeld onderhoudsschilders, stratenmakers en metselaars. Ook acteurs en televisiemakers doen echter herhaaldelijk een beroep op de uitkering.
Hoe ouder de WW’er is, hoe moeilijker het is om werk te vinden, blijkt uit het onderzoek van UWV. Met name 55-plussers hebben een kleinere kans op werk. Wat opvalt is dat dit vooral geldt voor de kans op het vinden van flexwerk. Voor de kans op het vinden van een vaste baan vanuit de WW is de leeftijd namelijk nauwelijks van invloed.
Volgens UWV zal het aandeel flexwerkers en zzp’ers in de beroepsbevolking op de lange termijn verder stijgen. In hoeverre de flexibilisering doorzet en wat de gevolgen zullen zijn voor WW-aanvragen, hangt onder meer af van de Wet werk en zekerheid (Wwz), die op 1 januari 2015 is ingegaan. Deze wet moet onder andere zorgen voor een grotere doorstroom van flexibele naar vaste contracten en voor werk dat meer loont. Hierdoor moet er meer baanzekerheid voor flexwerkers ontstaan en een afname van de aanspraak op de WW.
De toename van het aantal zzp’ers vermindert ook het beroep op de WW. De verwachte groei van het aantal flexwerkers in de beroepsbevolking, met name bij het uitzendwerk, kan echter weer zorgen voor een groter aantal herhalingswerklozen in de WW.