Nederlanders tussen de 25 en 65 jaar oud volgen steeds vaker een cursus of opleiding. Dit geldt ook voor werkende volwassenen. Zo laat onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zien.
In 2017 deed 19,1% van de Nederlanders tussen 25 en 65 beroep op een vorm van onderwijs. Het betrof ruim 1,7 miljoen personen. Het kan bij dat onderwijs gaan om een workshop van een paar uur, een cursus van een paar weken of om een meerjarige beroeps- of universitaire opleiding.
Het percentage volwassenen dat onderwijs volgt neemt geleidelijk toe. Ongeveer 16 procent van de volwassenen volgde in 2003 nog een vorm van onderwijs. “De arbeidsmarkt verandert, taken veranderen door technologische vernieuwingen en dat vereist steeds vaker dat medewerkers worden bijgeschoold. Er komen nieuwe computersystemen of een bedrijf gaat agile werken. Daarvoor worden dan cursussen aangeboden aan het personeel”, licht Tanja Traag, onderwijssocioloog bij het CBS toe.
Nederland presteert vergeleken met andere EU-landen behoorlijk goed wat ‘een leven lang leren’ betreft. Alleen de volwassenen in Zweden, Finland en Denemarken doen nog meer aan scholing. Ons land doet het al lange tijd beter dan de Europese doelstelling voor 2020 om 15 procent van de volwassenen onderwijs te laten volgen. Het EU-gemiddelde was in 2017 bijna 11 procent. De Nederlandse ambitie is dat in 2020 minstens 20 procent van de 25- tot 65-jarigen zich laat (bij)scholen. Deze landelijke doelstelling is nog niet gehaald.
Bijna een kwart (23%) van de volwassenen die vorig jaar aan scholing deden, volgde een cursus of opleiding van minder dan een week. Een ongeveer net zo groot percentage nam deel aan een opleiding van drie jaar of langer. Hierbij horen ook de 25-plussers die nog een formele studie zoals geneeskunde volgen. Zo’n 6 procent van alle 25- tot 65-jarigen die onderwijs volgt, is een langstudeerder. Verder besteedde ruim 40 procent van de volwassenen die in 2017 een opleiding of cursus volgden, daaraan minder dan zeven uur per week.