Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft afgelopen week tijdens de arbeid- en zorgtop laten weten dat er meer mogelijkheden moeten komen voor werknemers om hun werk met zorgtaken te combineren. Tijdens deze bijeenkomst bespraken een aantal ministers, werkgevers- en werknemersorganisaties, wetenschappers en vertegenwoordigers van mantelzorgorganisaties hoe werknemers in staat kunnen worden gesteld om naast hun werk ook zorgtaken uit te voeren.
Verbetering combinatie werk- en zorgtaken
Om de combinatie tussen werk en zorgtaken te verbeteren, gaat het kabinet onderzoeken of er ruimere regels kunnen komen voor zorgverlof. Ook moet worden bekeken of vaders langer verlof kunnen opnemen na de geboorte van hun kind en of er regels moeten komen over flexibele werktijden. Werknemers moeten zorg en werk beter kunnen combineren. Nu gaan nog te veel werknemers minder uren werken, omdat zij hun zorgtaken niet kunnen afstemmen op werk.
Arbeidsparticipatie
In de praktijk nemen vrouwen meer zorgtaken op zich dan mannen. Dit heeft gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Daarnaast is de verwachting dat de druk op mantelzorgers de komende jaren gaat toenemen. Ouderen blijven steeds langer thuis wonen, waardoor de rol van mantelzorgers groter wordt. Dit kan leiden tot overbelasting van mantelzorgers. Overbelasting kan leiden tot gezondheidsklachten en uitval van werkenden en dat moet worden tegengegaan.
Zorg en arbeid voor iedereen mogelijk
Het kabinet wil dat iedereen de mogelijkheid heeft om arbeid en zorg met elkaar in balans te brengen. Ook wil het de economische zelfstandigheid van vrouwen bevorderen en zorgen dat talent niet onderbenut blijft. Werknemers en werkgevers zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het maken van afspraken over het combineren van werk en zorg. De inzet van het kabinet is aanvullend op de afspraken die op de werkvloer en binnen gezinnen worden gemaakt. De komende tijd blijven kabinet en sociale partners het gesprek over arbeid en zorg voeren. De resultaten van de zorgtop van 18 november jl. zijn hiervoor een startpunt.
Bron: HR Rendement, Rijksoverheid.nl