Artikel
28 feb '19
28 februari '19
5 min

Werknemer kan beter bijtanken dan de rem erop zetten

Volgens hoogleraar en bedrijfsarts Willem van Rhenen hoort structureel ‘op’ zijn helemaal niet bij het leven. Werknemers zouden meer moeten kijken naar wat energie geeft. Zo vertelde hij in een interview met het NRC.

Het gangbare idee is dat moe opstaan en geen energie meer hebben aan het einde van een werkdag er nu eenmaal bij hoort. Tijdens weekenden en vakanties kom je vervolgens weer op adem. Daar zijn vrije dagen immers voor. Bedrijfsarts Willem van Rhenen gaat hier niet in mee. Hij vindt dat op die manier moe zijn helemaal niet normaal is. “Zelfs al zijn we daar met z’n allen van overtuigd geraakt.”

Psychische vermoeidheid

Recente gegevens van het CBS van november 2018 laten zien dat 16 procent van de werknemers tussen de 15 en 75 jaar oud minimaal een paar keer per maand psychisch moe is door het werk. Dat was in 2015 nog 13 procent. Deze vermoeidheid draait om ‘symptomen’ als een leeg gevoel na een werkdag, ’s ochtends moe opstaan en moeite hebben met samenwerking.

Werkstress

De reactie van Van Rhenen op de CBS-gegevens was dat we werkstress nog altijd verkeerd benaderen en behandelen. Van Rhenen is naast bedrijfsarts ook hoogleraar bevlogenheid aan Nyenrode Universiteit en zit in de raad van bestuur van de Arbo Unie. In die laatste functie gaf hij zelfs aan dat we helemaal niet naar de juiste oorzaken van stress kijken. Hij stelt dat als uitputting er maatschappelijk ‘gewoon bij hoort’, het moeilijk blijft om tijdig te zien dat iemand opgebrand begint te raken. Zo’n vermoeidheid zorgt volgens hem intussen wel voor slechtere prestaties en meer ongelukken.

Onvoldoende opladen

Van Rhenen ziet echter als belangrijkste misvatting dat wanneer mensen vermoeidheid wel serieus nemen te vaak de gedachte overheerst dat we te hard en te veel werken. “Terwijl we in feite niet voldoende opladen.” Hij onderstreept het belang daarvan. Het gaat erom hoe werkenden zorgen dat ze na een drukke dag voldoende nieuwe energie krijgen. Hierbij komt de vraag kijken wat iemand weer energie geeft.

Nieuwe energie

Voor het voorkomen of tegengaan van stress moeten mensen kijken naar de oorzaak van uitputting. “Dan denken mensen vaak: ik verbruik te veel energie. Maar daar is helemaal niets mis mee. Het probleem is dat er te weinig energie bij komt. Dus wat we zelf, maar ook leidinggevenden, nog te vaak doen op het moment dat iemand veel stress ervaart, is minder gaan werken of een werknemer ontzien. Terwijl we daarmee een fundamentele vraag negeren: wat gééft energie?”

Uitstervend fenomeen

Van Rhenen vergelijkt het met een lege telefoon “Leg ik hem dan een week op de vensterbank, of hang ik hem aan een oplader? Dat is het verschil.” Dat heeft volgens hem niet alleen met werk te maken. “Als bedrijfsarts vraag ik mensen weleens: ‘Wat doe jij om jezelf op te laden?’ ‘Ik sport.’ Dat is interessant, zeg ik dan, want volgens mij kost dat vooral energie. Ik snap wel dat het voor een tijdelijke opleving zorgt, een schwung, maar wat geeft je méér energie dan je had? En dan zie je dat mensen soms al lang niet meer weten waar ze werkelijk plezier in hebben. Het begrip hobby is zelfs een uitstervend fenomeen.”

Structureel gelukkig

Het gaat volgens Van Rhenen dan ook om de zaken die mensen structureel gelukkig maken. Dat is individueel en kan iemand zowel uit zijn of haar persoonlijke leven als uit het werk halen. Daarbij gelden een aantal wetmatigheden. “Of we gezond zijn speelt bijvoorbeeld mee. En of we voldoende zeggenschap hebben over hoe we onze tijd indelen. Op het werk is een gevoel van autonomie belangrijk, een vertrouwensband met collega’s en genoeg mogelijkheden om door te groeien en nieuwe dingen te leren.”

Perfectionisme

Cursussen stressmanagement hebben volgens Van Rhenen maar beperkt zin. “Als ik een perfectionist ben, en ik leer te bedenken dat ik minder zwaar aan bijzaken moet tillen, dan helpt mij dat wel een beetje de stress tegen te gaan. Maar het maakt me niet meteen enthousiast of bevlogen. Ik kan er op zo’n moment dus voor kiezen de perfectionist in mij te beteugelen, maar ik kan ook boekhouder worden – om maar iets te noemen.” Hij benadrukt dat je moet weten of iets bij je past, of je het kunt en er blij van wordt. “Het is zelfs belangrijk daar op tijd achter te komen, want eenmaal opgebrand is het vreselijk moeilijk te bedenken wat nu ook alweer wél goed ging.”

Rol werkgever

Het gaat dan om een heel persoonlijke zoektocht, maar dat betekent niet dat werkgevers geen enkele verantwoordelijkheid hebben. “Neem de zorg. Ik durf best te stellen dat veel mensen voor die sector kozen omdat ze er willen zijn voor anderen. Ze maken graag een praatje met patiënten, willen iedereen voldoende aandacht geven. Een veelgehoorde klacht is nu: daar is helemaal geen tijd meer voor. Want er moeten ineens acht mensen per uur gewassen worden, in plaats van zes. Dan zit je als werkgever dus fundamenteel te morrelen aan wat jouw personeel energie geeft.” Van Rhenen benadrukt dat dit niet betekent dat werk de hele dag leuk moet zijn en dat overwerk uit den boze is. “Zolang je enthousiasme maar niet de kop indrukt.”

Perspectief vinden

Een laatste advies van Van Rhenen is dat het altijd goed is om jezelf af te vragen waar je over vijf jaar wilt staan. “Vind je het moeilijk die vraag te beantwoorden, dan maak je waarschijnlijk niet optimaal gebruik van de energie die je hebt, en dat is zonde. Zoek daarom uit waar je het allemaal voor doet. Zo’n perspectief is nodig om ’s ochtends naar je werk te gaan met het gevoel: dáár heb ik zin in. En ook om erachter te komen wat die zin in de weg staat.”

Bron: NRC