Artikel
12 feb '09
12 februari '09
4 min

Wii ben ik?

Rond de jaarovergang had ik een aantal dagen vrij. Vanzelfsprekend stonden deze dagen in het teken van klusjes waar je normaal niet aan toe komt. Eén klusje stond bovenaan mijn lijstje. Zoals u wellicht weet ben ik de trotse vader van 2 dochters. Een van de nadelen hiervan is dat bij de komst van de tweede telg de enige ‘beschikbare’ kamer omgebouwd moest worden tot prinsessenkamer. Hartstikke schattig natuurlijk, ware het niet dat die ‘beschikbare’ kamer al jarenlang dienst deed als mijn Playstation-kamer. Jawel, u leest het goed: ondergetekende was tot de komst van de koters een verstokte liefhebber van computerspelletjes. Vooral sportspellen, aangezien deze mij in staat stellen om kampioen te worden in vrijwel iedere denkbare sport, zonder mezelf daarvoor in het zweet te werken. In het kader van grondig onderzoekswerk voor deze column heb ik mijn Playstation 2 opnieuw aangesloten en heb ik me een aantal avonden verdiept in de essentie van gaming. Hoe kun je dat beter doen dan met een zak chips voor de televisie de strijd aan te gaan met je virtuele tegenstanders in een strijd om het kampioenschap van de NBA? Alles voor de wetenschap, nietwaar? Tijdens één van deze nachtelijke sessies kreeg ik, door slaap bevangen, plotseling een helder moment.

Als klein ventje kreeg ik mijn eerste spelcomputer. Deze bestond uit niets anders dan een kastje dat je aan kon sluiten op de televisie. Aan dat kastje zaten twee controllers vast, bestaande uit een eenvoudige draaiknop. Mijn favoriete spelletje was tennis. Eigenlijk mocht het die naam niet hebben, aangezien op het zwart-witte beeldscherm niets anders verscheen dan een grote witte streep in het midden, twee streepjes aan beide zijden en een ‘vierkant balletje’, dat heen en weer werd ‘geslagen’ door de witte streepjes. Voor diegenen die nooit het genoegen hebben mogen proeven van dit spel: het had weinig raakvlakken met echt tennis, maar desalniettemin hield het massaal kinderen van de echte tennisbaan. En het werd door de jaren heen alleen maar mooier. Op de Atari was er, in kleur, al meer vorm te herkennen in de poppetjes op het scherm. Dagenlang heb ik gezwoegd aan de Commodore 64 om racekampioen te worden in een houterig bewegende F1-auto. Toen de spelcomputers Sega, Nintendo en Playstation uitkwamen was het hek echt van de dam. Op straat werd nauwelijks nog echt gevoetbald, aangezien alle kinderen liggend achter de spelcomputer veel meer resultaat boekten in de sportwereld dan zij op het pleintje in real life zouden kunnen bereiken. Het echte leven, dat inmiddels vrijwel volledig vervangen is door het virtuele leven dat je hebt opgebouwd via simulatiespellen als de Sims, het internetuniversum van Second Life en je virtuele vrienden van Hyves. En doordat je sinds de lancering van de verbeterde spelcomputers zelfs de gezichten van de bekende spelers precies kunt herkennen, had je nog meer het gevoel dat je zelf de sportheld van je dromen kunt zijn. En iedere keer wist je zeker: mooier en echter kan het niet meer worden. En iedere keer had je het mis. Inmiddels is het zelfs zo ver gekomen dat je, als virtueel afgetrainde tennisheld, met de Nintendo Wii Wimbledon kunt winnen. Daar moet je overigens keihard voor werken en een ijzeren conditie hebben: je moet jezelf springend en meppend voor de televisie in het zweet werken met een controller die jouw bewegingen overneemt op het scherm in het spelletje. En toen…

…plots realiseerde ik mezelf dat digitalisering geen doel is. Het is een instrument om iets te bereiken wat je anders naar alle waarschijnlijkheid niet had gekund. In mijn geval wereldkampioen voetbal worden. Virtueel, dat dan weer wel. Wat een ironie: door teveel vooruitgang in digitalisering ben ik dus uiteindelijk weer ‘terug bij af’. Door de komst van de Nintendo Wii dien je namelijk in de echte wereld over een afgetraind lichaam te beschikken om kampioen te kunnen worden in de virtuele wereld. De wereld op zijn kop. Misschien toch weer tijd om zelf de voetbalschoenen aan te trekken? Of in het geval van E-HRM: je kunt processen digitaliseren, maar uiteindelijk gaat het bij HRM altijd om echte mensen

Jeroen Driessen
Chief Executive Officer (CEO) Driessen Groep